KNM oefenexamen 2

Zelfstandig wonen betekent
1. U woont op zichzelf in een huis of op kamers.
2. U woont in een verzorgtehuis.
3. U woont op zichzelf en heeft geen eigen huis.
De huurtoeslag is
1. geld wat u extra terugkrijgt van de belasting
2. geld wat u extra moet betalen
3. geld wat u moet lenen
Een acceptgirokaart gebruikt u
1. Bij het betalen van een rekening
2. Bij het ontvangen van geld
3. Bij het sparen van geld
U heeft een dochter van 14 jaar. Wat moet u op school voor haar betalen?
1. Niets. De school is gratis voor kinderen tot 18 jaar.
2. U moet boeken kopen. Voor schoolreisjes en feesten kunt u ook betalen. Maar dat moet niet.
3. U moet betalen voor schoolreisjes en feesten, en zo.
Elke vier jaar zijn er verkiezingen voor het bestuur van het Waterschap.
Bent u verplicht om te stemmen?
1. Nee.
2. Ja.
3. Alleen als u een koophuis hebt.
Het is pauze. Iedereen drinkt koffie en praat. Mag je op je werk over alles praten?
1. Nee, niet over de baas.
2. Nee, niet over politiek.
3. Ja, over alles.
Uw fiets is gestolen. Wat kunt u het beste doen?
1. U kunt niets doen.
2. U gaat naar de politie om aangifte te doen.
3. U gaat naar de gemeente om aangifte te doen.
Wie betaalt de zorgverzekering niet?
1. De maatschappelijk werker.
2. De psychiater.
3. De psycholoog.
Krijgt iedereen dezelfde zorgtoeslag?
1. Ja.
2. Nee, iedereen krijgt zorgtoeslag, maar het bedrag hangt af van je inkomen.
3. Nee, niet iedereen krijgt zorgtoeslag en het bedrag hangt af van je inkomen.
4. Nee, niet iedereen krijgt zorgtoeslag maar het bedrag hangt niet af van je inkomen.
Wat is inkomstenbelasting?
1. Belasting die je betaalt als je een koophuis hebt.
2. Belasting die je betaalt over je salaris.
3. Belasting die je betaalt voor het ophalen van afval.
4. Belasting die je betaalt voor het rijden van een auto.
Wie is de baas van de politie in de gemeente?
1. De burgemeester
2. De minister-president.
3. De wethouder
4. De minister van Justitie.
In welk jaar was de Watersnoodramp?
1. 1940.
2. 1953.
3. 1963.
4. 1965.
Oude medicijnen kun je terugbrengen naar de apotheek.
1. Waar.
2. Niet Waar.
Fries is een taal die alle Nederlanders spreken
1. Waar.
2. Niet Waar.
In Nederland is een zorgverzekering verplicht.
1. Waar
2. Niet waar
Bij de tandarts krijg je een ponsplaatje.
1. Waar.
2. Niet Waar.
De zoon van Henk heeft op zaterdagochtend een klein ongelukje. Zijn vinger is tussen de deur gekomen en hij heeft veel pijn. Wat moet Henk doen?
1. Hij belt 112, er moet een ambulance komen.
2. Hij gaat snel naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis.
3. Hij belt de huisartsen post en maakt en afspraak.
4. Hij belt snel naar de tandarts.
Nederlandse ouders zoeken vaak een partner voor hun kinderen.
1. Waar.
2. Niet Waar.
Een rijbewijs is 10 jaar geldig. Waar moet u uw rijbewijs laten vernieuwen na 10 jaar?
1. Bij de rijschool.
2. Bij de politie.
3. Bij de gemeente.
Wat is de hoofdstad van de provincie Overijssel?
1. Zwolle
2. Apeldoorn
3. Almelo
4. Utrecht
Wat gebeurde er op 10 mei 1940?
1. Rotterdam werd gebombardeerd door de Duitsers
2. De Eerste Wereldoorlog begon in Nederland
3. De Tweede Wereldoorlog begon in Nederland.
Wat doet de arts van het consultatiebureau?
1. Als het kind ziek is, geeft de arts een recept voor medicijnen.
2. De arts controleert de moeder en de baby.
3. De arts kijkt naar de groei van het kind en wat het kind kan en doet.
Met een verwijsbrief ga je naar de apotheek.
1. Waar.
2. Niet Waar.
Wat kun je zien in Rotterdam?
1. Europoort, de grootste haven van Europa.
2. de Domtoren, een hoge toren.
3. het IJselmeer, het grootste meer van Nederland.
ls u iets te vragen of te zeggen hebt in de vergadering, geeft u dat aan bij de "Vaststelling van de agenda".
1. Waar
2. Niet waar
Uw werkzaamheden zijn ...
1. de dingen die u doet.
2. de dingen die u op mijn werk ziet.
3. de dingen die u op mijn werk wilt bespreken.
U mag een afspraak met de bedrijfsarts weigeren.
1. Waar.
2. Niet waar.
Een ziekteprotocol is een papier:
1. Waarop alle regels staan over ziek- en betermelden op het werk.
2. Waarop alle regels staan over wat u moet doen bij gezond werken.
3. Waarop alle regels staan over wat u moet doen bij ziekte.
Een vervolgafspraak is
1. een afspraak met een pauze.
2. een afspraak die volgt op een eerdere afspraak.
3. een afspraak per telefoon.
De bedrijfsarts vraagt u: "Wat heeft u gedaan, toen u deze klachten kreeg?" Wat zegt u?
1. Ik ben boodschappen gaan doen en daarna ben ik naar bed gegaan.
2. Ik heb niets gedaan.
3. Ik heb een afspraak gemaakt bij mijn huisart
Een werkoverleg is
1. een gesprek op uw werk, over uw collega's.
2. een gesprek op uw werk, over uw functioneren
3. een gesprek op uw werk, om de werkzaamheden te regelen.
Producten die licht ontvlambaar zijn, kunnen niet zo makkelijk gaan branden.
1. Waar.
2. Niet waar.
Wie regelt de kinderbijslag?
1. De Belastingdienst
2. De Sociale Verzekeringsbank (SVB).
3. De gemeente.
Kinderen met leerproblemen gaan naar het speciaal basisonderwijs.
1. Waar
2. Niet waar
U moet voor een operatie naar het ziekenhuis. Daar moet u zeker drie dagen blijven. Wat mag u niet vergeten als u naar het ziekenhuis gaat?
1. Uw identiteitsbewijs.
2. Een afsprakenkaart.
3. Geld om het eten in het ziekenhuis te betalen.
Wat moet een zwangere vrouw doen als ze ongeveer vier maanden zwanger is?
1. Zij moet naar de huisarts gaan.
2. Zij moet zich melden bij het kraamcentrum.
3. Zij moet hulp in huis vragen bij de verloskundige.
Je wilt met de auto van Utrecht naar Heerlen. Wat is de afstand en hoe lang doe je er ongeveer over?
1. 180 kilometer in 1 uur en 55 minuten
2. 210 kilometer in 2 uur en 10 minuten
3. 250 kilometer in 2 en een half uur
Willem van Oranje was protestant.
1. Waar.
2. Niet waar.
De inboedelverzekering is voor dingen die je bij iemand anders kapotmaakt.
1. Waar.
2. Niet waar.
U meldt zich ziek, betekent:
1. U laat officieel weten dat u ziek gaat worden.
2. U laat officieel weten dat u beter bent.
3. U laat officieel weten dat u ziek bent.