KNM oefenexamen 6

Ongeveer de helft van de Nederlanders is
1. christen.
2. moslim.
3. hindu.
De huisarts maakt een ponsplaatje voor je?
1. Waar.
2. Niet Waar.
Als er iets gestolen is uit je huis, krijg je geld terug van je inboedelverzekering.
1. Waar.
2. Niet Waar.
Vaak moet u leren om uw werk goed te blijven doen. Veel mensen leren hun leven lang. Waarom is dat belangrijk?
1. Omdat zij niets weten.
2. Om werk te krijgen of te houden.
3. Om meer vrije tijd te hebben.
U ziet een vacature. U moet extra leren om deze baan te krijgen. U weet niet precies welke opleiding of cursus. Wat moet u doen?
1. Praten met een medewerker van het UWV.
2. Praten met een medewerker van een uitzendbureau.
3. Zoeken in de krant.
4. Zoeken op het internet.
Wie betaalt het salaris als je voor een uitzendbureau werkt?
1. De werkgever.
2. Het uitzendbureau.
3. Het UWV Werkbedrijf.
Wat is een voorbeeld van verzekeringsfraude?
1. Je valt in slaap met een sigaret en er komt brand.
2. Je maakt brand in je huis en je vraagt geld terug van de verzekering.
3. De buurman maakt brand in jouw huis, maar hij heeft geen aansprakelijkheidsverzekering.
Wat is de polikliniek?
1. Afdeling in het ziekenhuis waar je een onderzoek krijgt.
2. Afdeling bij de huisarts waarvoor je een afspraak moet maken.
3. Afdeling bij de tandarts waar je je tanden kunt laten schoonmaken.
4. Afdeling bij de fysioterapeut waar je een onderzoek krijgt.
Wat betekent: een verzekering afsluiten?
1. Een verzekering beëindigen.
2. Een verzekering beginnen.
3. Een verzekering opzeggen.
In Nederland is het wettelijk verplicht om verzekerd te zijn voor ziektekosten.
1. Waar.
2. Niet waar.
Doorstromers op de woningmarkt zijn mensen die zelfstandig in een huis wonen.
1. Waar.
2. Niet waar.
Mensen met een urgentieverklaring krijgen voorrang op andere woningzoekenden.
1. Waar.
2. Niet waar.
Alle inwoners van een gemeente betalen onroerende-zaakbelastingen (OZB)
1. Waar.
2. Niet waar.
Petra en Nordin krijgen post van het energiebedrijf. Ze krijgen de opdracht van het energiebedrijf om:
1. De meterstand te veranderen.
2. De meterstand door te geven.
3. De meterkast te controleren.
Familie de Boer heeft meer stroom verbruikt. Dit betekent dat:
1. de stroom duurder is geworden.
2. er iets mis is met de meter van familie de Boer.
3. zij meer elektriciteit hebben gebruikt.
In uw meterkast zitten twee meters op de elektriciteitsmeter. U vult de meterstanden in bij:
1. Enkeltarief-meter elektriciteit.
2. Dubbeltarief-meter elektriciteit.
3. gasmeter.
Een storing aan de verwarming betekent
1. De verwarming werkt niet meer.
2. De verwarming heeft nooit gewerkt.
3. De verwarming moet aangelegd worden.
Hoe heet de lening die u afsluit bij de bank als u een huis koopt?
1. Huur.
2. Hypotheek.
3. Rekening.
Het VWO duurt zes jaar.
1. Waar.
2. Niet waar.
Het HAVO duurt vier jaar.
1. Waar.
2. Niet waar.
Fatima stelt zichzelf voor aan haar buurvrouw Natascha. De buurvrouw zegt: "Aangenaam met u kennis te maken".
1. Waar.
2. Niet waar.
Moet u een afspraak maken als u bij de buren op bezoek gaat?
1. Waar.
2. Niet waar.
Sara is zeven jaar. Zij zit in groep 3. Het gaat niet goed met haar. Zij is verlegen en de andere kinderen pesten haar. De moeder van Sara gaat praten met de juf.
1. Dat kan niet.
2. Dat kan, maar de ouder moet eerst een afspraak maken met de juf.
3. De moeder gaat ruzie maken met de andere kinderen.
De school van Sara gaat uit en zij wil gaan spelen met Marieke. Zij vraagt aan haar moeder of het mag. De moeder van Sara belt de moeder van Marieke. Ze maken een afspraak hoe laat zij de kinderen thuis brengt en ophaalt.
1. Waar.
2. Niet waar.
Petra wil zich aanmelden voor zwemles. Er is een speciaal zwembad voor vrouwen. Petra wil graag informatie:
1. over zwemles.
2. over vrouwen in het zwembad.
3. over zwemles voor vrouwen.
Een CITO-toets is
1. een taaltoets.
2. een rekentoets.
3. een eindtoets.
De CITO-toets is op elke school verplicht.
1. Waar.
2. Niet waar.
Alle kinderen in groep 8 krijgen een CITO-toets.
1. Waar.
2. Niet waar.
Eind groep 8 moeten ouders en kinderen kiezen voor een school van het voortgezet onderwijs.
1. Waar.
2. Niet waar.
Welke soorten onderwijs bestaan er in Nederland?
1. Openbare, bijzoandere en speciale.
2. Openbare en particuliere.
3. Openbare en gewone.
Wat betekent het HAVO?
1. Heel algemeen Vaardigheden Onderwijs.
2. Hoger algemeen Voorbereidend Onderwijs.
3. Hoger algemeen Voortgezet Onderwijs.
Wat betekent VWO?
1. Vriendelijk Wetenschappelijk Onderwijs.
2. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs.
3. Voorbereidend Wettelijk Onderwijs.
Uw kind is verkouden en hoest een beetje. U hebt een hoestdrank nodig. Wat doet u?
1. U belt het ziekenhuis. U maakt een afspraak.
2. U belt de apotheek. U vraagt een recept.
3. U gaat naar de drogist of apotheek. U koopt een hoestdrank.
Uw leidinggevende zegt al drie jaar dat uw Nederlands niet goed is, maar u heeft wel uw staatsexamen gehaald. U wilt verder komen in uw werk. Maar uw baas geeft u geen beter werk. U voelt zich gediscrimineerd. Wat kunt u het beste doen?
1. Contact opnemen met het Anti Discriminatie bureau.
2. De politie bellen.
3. U kunt het beste niets doen. Het komt vanzelf wel goed.
4. Ruzie maken met uw leidinggevende.
Op uw werk komt een nieuwe machine. Maar u kunt er niet mee werken. Wat doet u?
1. U probeert toch met de machine te werken.
2. U zorgt dat u leert hoe u met de machine kunt werken.
3. U gaat naar een andere machine.
Een aanvraag voor naturalisatie is een officiële vraag om de Nederlandse nationaliteit te krijgen.
1. Waar.
2. Niet waar.
Li wil meer weten over de procedure tot naturalisatie. Dat betekent dat hij alle stappen wil weten die nodig zijn voor naturalisatie.
1. Waar.
2. Niet waar.
De totale procedure voor naturalisatie duurt jaren en is gratis.
1. Waar.
2. Niet waar.
Iedereen die een Nederlands paspoort wil aanvragen, moet het inburgeringsexamen doen en halen.
1. Waar.
2. Niet waar.
Zonder bankpas kunt u geld halen bij de balie met uw paspoort
1. Waar.
2. Niet waar.